Overslaan en naar de inhoud gaan
Vorige blog Volgende blog

Een terugblik op meer dan 20 jaar participatie met STORA en MONA

Paul en Jef liggend

De inwoners van de gemeenten Dessel en Mol spelen al sinds eind jaren negentig een hoofdrol bij het vinden van een langetermijnoplossing voor het laag- en middelactieve kortlevende afval in België. Dat gebeurt vooral via de partnerschappen STORA en MONA. Twee trotse hoofdrolspelers aan het woord. 

De partnerschappen STORA (Dessel) en MONA (Mol) vertegenwoordigen de stem van de lokale bevolking in het bergingsverhaal. Vrijwilligers uit het maatschappelijke, economische en politieke veld zaten sinds het begin mee aan de ontwerptafel en werkten mee aan de uitvoering van de verschillende projectonderdelen. Ze stelden ook voorwaarden voor de komst van de berging. Die gingen onder meer over veiligheid, leefmilieu, gezondheid, financiering, tewerkstelling, inspraak en kennisbeheer. We blikken terug op dit verhaal en het ontstaan van de partnerschappen met Paul Meynants, voorzitter van de algemene vergadering van STORA, en Jef Verrees, voorzitter van MONA, en stelden hen een aantal vragen.

Waarom hebben de gemeenten Dessel en Mol in 1998 ‘ja’ gezegd op de vraag van NIRAS om de bouw van een bergingsinstallatie voor het laag- en middelactieve kortlevende afval op hun grondgebied te onderzoeken?

Jef: “Het antwoord is eigenlijk erg eenvoudig: met de aanwezigheid van bijvoorbeeld SCK CEN en Eurochemic, was er in de omgeving al heel wat ervaring met de nucleaire sector en een deel van het radioactieve afval was hier ook al aanwezig in de opslaggebouwen bij Belgoprocess.” 

Paul: “Toen de oproep vanuit de gemeente kwam om mee na te denken over wat er moest gebeuren met het laag- en middelactieve kortlevende afval, was ik eigenlijk opgelucht. Ik mocht mee nadenken en naar oplossingen zoeken, ook al had ik weinig kennis van de nucleaire sector. Ik ben van mening: je kunt voor of tegen kernenergie zijn, maar het afval is er en dat moet veilig geborgen worden.”

Hoe is het participatieproces toen gestart?

Jef: “In 1998 gaf de federale regering aan NIRAS de opdracht om zich bij haar zoektocht naar een bergingssite te beperken tot de bestaande nucleaire zones en tot de gemeenten die interesse toonden. NIRAS kreeg toen ook de opdracht om deze studies op lokaal niveau te integreren en de plaatselijke gemeenschappen bij de ontwikkeling van een bergingsconcept te betrekken. In samenwerking met de Universiteit Antwerpen en de Fondation Universitaire Luxembourgeoise werd het concept van partnerschappen uitgewerkt. Na een oproep van de gemeenten Dessel en Mol om mee te onderzoeken of een bergingsinstallatie voor het laag- en middelactieve kortlevende afval hier haalbaar zou zijn en welke voorwaarden inwoners daaraan zouden koppelen, zijn de partnerschappen STOLA (later STORA) in 1999 (Dessel) en MONA in 2000 (Mol) ontstaan.”

Paul: “We zijn beiden gestart met meer dan 70 vrijwilligers verdeeld over een aantal werkgroepen: een mix van mensen met een verschillende achtergrond, met of zonder kennis van de nucleaire sector. Maar ook enkele nucleaire specialisten die hier in de buurt werkten en in Mol of Dessel woonden, maakten deel uit van de partnerschappen. Hun kennis en expertise was erg waardevol en hebben we op een positieve manier kunnen inzetten tijdens het proces.”

Jef: “We hebben ons verdiept in de materie: we bezochten bestaande installaties in het buitenland en namen ook deel aan buitenlandse congressen over het thema. Daarnaast konden we steeds de expertise inschakelen van specialisten. We hadden daar budget van NIRAS voor gekregen. Op die manier hebben we de nodige kennis vergaard om de haalbaarheidsstudie op te maken.”

Paul: “Dat het participatieproces rond het project uniek is, beseffen we steeds meer. In het buitenland waren er ook participatieprocessen maar daar is eerst beslist waar het project zou komen en dan werd de bevolking betrokken. Hier is het omgekeerd verlopen: de goedkeuring door de partnerschappen en de gemeenten was een voorwaarde om de locatie van de bergingsinstallatie te bepalen. En ook na de berging zal de participatie blijven bestaan.”

2002 opstellen lokale meerwaarden stola
1 / 2
Foto brainstorm sessie
2 / 2
2002 opstellen lokale meerwaarden stola
Foto brainstorm sessie

Hoe ervaren jullie de samenwerking met NIRAS?

demonstratieproef Tabloo demonstratieproef in Tabloo

Paul: “Drie à vier keer per jaar worden we, samen met de gemeenten Dessel en Mol, uitgenodigd op de stuurgroep rond het bergingsproject. Daar worden de belangrijkste beslissingen met betrekking tot het project besproken en genomen, er wordt echt naar ons geluisterd.”

Jef: “Dat gevoel hebben we doorheen het hele proces dat we tot nu toe doorlopen hebben. Een voorbeeld hiervan is de inspectieruimte onder de modules van de bergingsinstallatie. Deze was niet voorzien in het oorspronkelijke ontwerp. Vanuit veiligheidsaspecten was het voor ons echter belangrijk dat er ook onderaan een visuele controle mogelijk was. Daarom hebben we dit opgenomen in de voorwaarden van de partnerschappen. Ondanks de grote meerkosten, zal die inspectieruimte gebouwd worden.”

Paul: “Ook de demonstratieproef naast Tabloo, waarbij de belangrijkste bouwstenen van de bergingsmodules nagebouwd zijn op ware grootte, is er gekomen dankzij STORA en MONA.” 

Naast de technische aspecten van het project, hebben jullie ook maatschappelijke voorwaarden uitgetekend. Hoe zagen jullie dat juist?

Jef: “Als de berging hier mag komen, onder welke voorwaarden zou dat dan zijn? Deze vraag werd letterlijk aan ons gesteld. We hadden al 200 voorwaarden op papier maar deze waren allemaal op korte termijn. Met het Lokaal Fonds, een fonds dat eeuwenlang projecten en activiteiten zal steunen in Dessel en Mol, willen we een duurzame meerwaarde creëren voor de inwoners van beide gemeenten en zo ook hun levenskwaliteit verhogen. Het fonds wordt gefinancierd door de producenten van radioactief afval en heeft een beginvermogen van 110 miljoen euro (2010) . Dit wordt belegd en enkel de jaarlijkse renteopbrengsten worden gebruikt voor de financiering van projecten. Zo blijft het kapitaal in stand en zullen ook de volgende generaties hun eigen meerwaardeprojecten kunnen bepalen en verbinden aan het bergingsproject.” 

Paul: “Voor STORA was een communicatiecentrum erg belangrijk. Dit moest een combinatie zijn van een informatiecentrum over radioactiviteit met infrastructuur die ook door de lokale gemeenschap gebruikt zou kunnen worden. Voor mij was de opening van het bezoekers- en ontmoetingscentrum Tabloo dan ook een belangrijke mijlpaal. Jarenlang dachten mensen dat we enkel op papier bestonden maar door de komst van dit bijzondere gebouw, is dat veranderd.”
 

Om het geheugen in Dessel en Mol levendig te houden, blijft de inbreng en de betrokkenheid van de partnerschappen ook in de toekomst heel belangrijk. Hoe zien jullie dit?

Tabloo

Jef: “We zijn allebei vanaf de prille start betrokken bij dit project. We hebben heel veel kennis opgedaan de afgelopen twintig jaar en die willen we zo goed mogelijk doorgeven aan onze opvolgers. Dat zal steeds een uitdaging blijven. We hebben veel gedocumenteerd bij STORA en MONA. Het eindrapport dat we met de partnerschappen opgemaakt hebben in 2004, is eigenlijk het begin van het vervolgverhaal. En nu kijken wij erop toe dat alles uit het rapport uitgevoerd wordt. De afgelopen twee jaar zijn we ons ook gaan voorstellen bij de verenigingen in Mol. Dit willen we uitbreiden naar de Molse secundaire scholen. Hiermee kunnen we niet enkel de jongeren van Mol bereiken maar ook deze van de omliggende gemeenten die in Mol naar school gaan. We moeten de jongeren steeds blijven betrekken, en liefst zo vroeg mogelijk.”

Paul: “Het project ‘Reporters van morgen’ is voor mij een prachtig voorbeeld van hoe we het geheugen levendig kunnen houden. Leerlingen van het zesde leerjaar gaan in dit project op zoek naar verhalen van oudere generaties en schrijven die neer. Verhalen die de moeite zijn om te onthouden en door te geven, bijvoorbeeld van hun grootouders. Daarna dragen ze hun verhalen over aan Tabloo. Hier zullen de verhalen honderden jaren bewaard worden. De bedoeling van dit project is om samen met de leerlingen na te denken over kennisoverdracht van generatie op generatie. Dit sluit natuurlijk mooi aan bij het oppervlaktebergingsproject want de kennis over de bergingsinstallatie en het geborgen radioactief afval zal gedurende honderden jaren doorgegeven moeten worden. Als we dit project 300 jaar kunnen volhouden, dan is de cirkel rond.”