Hoe kwam het beleid voor de oppervlakteberging tot stand?
De zoektocht naar een gemeente die plaats wou bieden aan een bergingsinstallatie voor het laag- en middelactieve kortlevende afval liep niet van een leien dakje. De eerste jaren vertrekt NIRAS hiervoor nog van een zuiver technische en wetenschappelijke benadering. Maar dat blijkt onvoldoende.
Er moet ook werk gemaakt worden van een maatschappelijk draagvlak, en dat kan enkel door met potentieel geïnteresseerde gemeenten in dialoog te gaan over de voorwaarden waaronder ze een bergingsinstallatie op hun grondgebied kunnen aanvaarden.
Lokaal verzet
Midden jaren tachtig start NIRAS haar onderzoeksactiviteiten voor het langetermijnbeheer van het laag- en middelactieve kortlevende afval. Na de publicatie van een eerste studie in 1990 wordt beslist om de inspanningen te concentreren op de studie van een oppervlakteberging. In 1994 volgt een rapport waarin 98 terreinen in 47 verschillende gemeenten geïdentificeerd worden als geschikt voor een oppervlaktebergingsinstallatie. Maar de lokale gemeenschappen verzetten zich en geen enkele gemeente wil een bergingsinstallatie op haar grondgebied aanvaarden.
In 1996 krijgt NIRAS de opdracht om te onderzoeken of militaire sites plaats kunnen bieden aan een bergingsinstallatie. Concreet gaat het over 25 militaire sites die aan hun vroegere bestemming onttrokken zouden worden; daarvan worden er 16 geïdentificeerd als potentieel geschikt. De gemeente Beauraing stelt zich kandidaat voor een uitvoerbaarheidsstudie op een oude militaire basis. Maar bij een volksraadpleging in 1998 kant ongeveer 95% van de inwoners zich tegen het vooruitzicht van een bergingsproject op hun grondgebied en de gemeente trekt haar kandidatuur in.
Participatief traject
De federale regering besliste in 1998 dat het onderzoek naar een geschikte bergingslocatie via een participatief traject moet gebeuren.
Na het protest start NIRAS met de zoektocht naar een manier om rekening te houden met het maatschappelijk aspect. In samenwerking met de Universitaire Instelling Antwerpen en de Fondation Universitaire Luxembourgeoise wordt het idee van partnerschappen uitgewerkt. Volgend hierop beslist de federale regering in 1998 dat het onderzoek naar een geschikte bergingslocatie via een participatief traject moet gebeuren.
Dit betekent dat de lokale bevolking van potentieel geïnteresseerde gemeenten van bij het begin betrokken moet worden. Hierbij dient NIRAS zich te beperken tot gemeenten met nucleaire activiteiten op hun grondgebied en tot gemeenten die zelf belangstelling zouden tonen voor de uitvoering van een voorafgaande studie op hun grondgebied.
Drie partnerschappen
Zowel de Vlaamse buurgemeenten Dessel en Mol als de Waalse gemeenten Fleurus en Farciennes stellen zich bereid om met NIRAS een eventueel bergingsproject te onderzoeken. Verschillende partnerschappen worden opgericht om de inwoners te betrekken bij de besluitvorming:
STOLA/STORA uit Dessel (Studie- en Overleggroep Radioactief Afval, 1999)
MONA uit Mol (Mols Overleg Nucleair Afval, 2000)
PaLoFF uit Fleurus/Farciennes (Partenariat local Fleurus Farciennes, 2003)
PaLoFF start pas enkele jaren later op dan de twee andere partnerschappen. NIRAS moet namelijk eerst een nieuw bergingsconcept uitwerken voor een halfingegraven bergingsinstallatie dat geschikt is voor het voormalig mijngebied. Voor Dessel en Mol gaat het over de ‘bekende’ concepten van een berging aan de oppervlakte of in de ondergrond.
De partnerschappen zijn autonoom en democratisch, worden opgezet als vzw’s en bestaan uit een zeventig à tachtigtal vrijwilligers uit het lokale politieke, sociaal-culturele, milieu en economische middenveld. Ze worden gefinancierd door NIRAS en beheren hun budget volledig zelf. Ze kunnen hiermee stafmedewerkers aanwerven, studiereizen organiseren, deelnemen aan conferenties, zelf gekozen deskundigen uitnodigen of van NIRAS onafhankelijke studies bestellen.
Dubbel doel
Het doel van de partnerschappen is om te onderzoeken of het technisch mogelijk en maatschappelijk aanvaardbaar is om het radioactieve afval te bergen in hun gemeente. De beslissing zal genomen worden, eerst door de partnerschappen en nadien door de gemeenteraden, op basis van een voorontwerp met daarin twee elementen:
Een technisch ontwerp van een bergingsinstallatie op het eigen grondgebied;
De voorwaarden waaronder de gemeenten die installatie zouden aanvaarden.
In Dessel en Mol worden op beide locaties zowel de mogelijkheid van een berging aan de oppervlakte als in de ondergrond onderzocht. Voor Fleurus/Farciennes gaat het over een halfingegraven bergingsinstallatie. In totaal gaat het dus over vijf opties.
Het doel van de partnerschappen is om te onderzoeken of het technisch mogelijk en maatschappelijk aanvaardbaar is om het radioactieve afval te bergen in hun gemeente.
Wederzijds vertrouwen
De opdracht van de partnerschappen is niet evident en vraagt een grote investering van hun leden. Ze laten zich omringen door externe specialisten, verdiepen zich in de materie en besteden jaren van hun vrije tijd aan het bestuderen van de technische voorstellen van NIRAS voor de bergingsinstallaties. Daarbij hebben ze de mogelijkheid om extra voorzieningen op te leggen, zonder daarvan zelf de technische details te moeten specificeren. De partnerschappen maken ook werk van een voorstel van maatschappelijke meerwaardeprojecten om een bergingsinstallatie in hun gemeente te aanvaarden.
Het werk van de partnerschappen gebeurt in nauwe samenwerking met NIRAS. Er is wederzijds vertrouwen en de partnerschappen voelen aan dat ze het project daadwerkelijk kunnen mee bepalen, wat eigenaarschap oplevert. Daarbovenop hebben de gemeenten een vetorecht waarmee ze op elk moment in het proces een berging in hun gemeente kunnen weigeren.
Politieke beslissing
Na enkele jaren hebben de partnerschappen hun werk afgerond en komt de politiek aan zet. In 2005 keuren de gemeenteraden van Dessel en Mol de voorontwerpen van STORA en MONA zonder wijziging goed. Het bewijst dat dat de vier mogelijke bergingsprojecten de lokale steun genieten. Noch de partnerschappen, noch de gemeenteraden spreken hun voorkeur uit voor een berging aan de oppervlakte of in de ondergrond.
De gemeenteraad van Fleurus verwerpt daarentegen het voorstel van PaLoFF, waarop de gemeenteraad van Farciennes geen uitspraak doet over het dossier. Het participatief proces in Fleurus/Farciennes wordt hiermee beëindigd.
In 2006 beslist de federale regering dat er een oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel zal komen. NIRAS engageert zich om het participatieve process in stand te houden en om de voorwaarden van beide partnerschappen uit Dessel en Mol te realiseren.
In 2006 beslist de federale regering dat er een oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel zal komen.
Resultaten
Dat de partnerschappen echte invloed gehad hebben op het technisch ontwerp staat buiten kijf. Zo hebben ze concreet mee vorm gegeven aan de toekomstige oppervlaktebergingsinstallatie. Een voorbeeld springt daarbij in het oog, namelijk hun uitdrukkelijke vraag om in een inspectieruimte te voorzien onder de modules van de bergingsinstallatie. Deze ruimte maakt het mogelijk om insijpelend water vlak bij het afval op te vangen en om eventuele schade aan de constructie vast te stellen.
Daarnaast hebben STORA en MONA ook hun meerwaardeprojecten bepaald en mee uitgewerkt. Dat zijn de maatschappelijke voorwaarden die beide partnerschappen en hun gemeenten gesteld hebben om de realisatie van de bergingsinstallatie op hun grondgebied te aanvaarden. Deze meerwaardeprojecten dragen op korte en lange termijn bij tot het welzijn en de welvaart van de regio.
Welke voorwaarden stelden Dessel en Mol om een bergingsinstallatie te aanvaarden?
Na een participatief traject van meerdere jaren stelden de gemeenten Dessel en Mol hun voorwaarden om een bergingsinstallatie voor radioactief afval op hun grondgebied te aanvaarden. Hoewel de oppervlaktebergingsinstallatie enkel in Dessel gerealiseerd wordt, engageerde NIRAS zich om de maatschappelijke voorwaarden van beide partnerschappen te realiseren. Deze meerwaardeprojecten dragen op korte en lange termijn bij tot het welzijn en de welvaart van de regio.
Lees meerToekomst
Het boek ‘Het verhaal van een berging’ van auteur Leo De Bock gaat dieper in op het hele participatieverhaal rond het oppervlaktebergingsproject in Dessel en Mol.
Wat brengt de toekomst voor de partnerschappen STORA en MONA nu de realisatie van de oppervlaktebergingsinstallatie echt dichterbij komt? Feit is dat er voor hen een belangrijke rol weggelegd zal blijven. Hoe die er de komende tientallen jaren concreet uit zal zien, weten we nog niet. Maar één zaak staat vast: de kennis over en het draagvlak voor de bergingsinstallatie zal gedurende honderden jaren bewaard moeten blijven.
Verhaal van een berging
Het boek ‘Het verhaal van een berging’ van auteur Leo De Bock gaat dieper in op het hele participatieverhaal rond het oppervlaktebergingsproject in Dessel en Mol. De auteur sprak met heel wat betrokkenen die zich voor het project engageerden en verdiepte zich in het bredere thema burgerparticipatie.
Oppervlakteberging: nucleaire vergunning en start eerste werken
Oppervlakteberging
Om de nucleaire vergunning voor de oppervlakteberging te verkrijgen, stelde NIRAS een veiligheidsdossier samen van meer dan 20.000 pagina’s. Daarin tonen we tot in het kleinste detail aan hoe de veiligheid van de berging verzekerd zal worden.
Oppervlakteberging
Midden mei 2023 verkreeg NIRAS de nucleaire oprichtings- en exploitatievergunning die nodig is om de oppervlaktebergingsinstallatie in Dessel te realiseren. Bedoeling is dat in de lente 2024 de werken voor de werfverharding starten.
Kom alles te weten over radioactief afval
Bezoek de interactieve expo van ons belevingscentrum Tabloo in Dessel.
Laat je verrassen en ontdek hoe een onzichtbare wereld voor je opengaat. Ga op ontdekkingstocht en ervaar hoe radioactiviteit op een wonderlijke manier haar geheimen een per een voor je prijsgeeft.
Laatst aangepast 22/04/2025